CALVIJN OVER HET GEBED

In de Middeleeuwen heeft de Kerk een slechte reputatie verworden. De zucht naar geld, roem en macht bij priesters ontwikkelde tot een grootheidswaanzin waardoor de puurheid van een oprecht geloof in het gedrang kwam. Er groeide langzaam maar zeker een krachtige reactie vanuit de geloofsgemeenschap. De reformatie is een zoektocht, weg van het kerkelijk formalisme en de liturgische verstarring, naar het persoonlijk gebed. Weg van de mystieke vlucht wordt het gebed terug in Bijbelse banen geleid. Calvijn beschouwt het gebed als de belangrijkste beoefening van het geloof. Het gelovig gebed is de hand die Gods Woord ontvangt. Dan komen verhoring, gebed en geloof samen.
 
In een verhelderend artikel in het Reformatorisch Dagblad wordt de visie van Calvijn op het gebed door ds. De Reuver belicht vanuit vier facetten: we bidden ootmoedig, vrijmoedig, lankmoedig en grootmoedig.
 
Woordverklaring:
  • ootmoedig: gehoorzaam, ontvankelijk
  • vrijmoedig: openhartig, onbevangen
  • lankmoedig: geduldig met zichzelf en de ander
  • grootmoedig: groothartig, genereus
 
Bidden is geen kunst, maar een gunst. Het is geen oorspronkelijk initiatief, maar een ootmoedig, ontvankelijk antwoord op de roep van God. Gods uitnodiging is de leermeester van het gebed, niet onze nood. God heeft ons gebed niet nodig, maar verlangt het wel. Hij kan zonder ons, maar wil niet zonder ons zijn. We staan niet neutraal tegenover God. Hij staat tegenover ons, Hij confronteert ons met onszelf, met de wereld en met ons geloof. In elk gebed zit een vorm van schuldbelijdenis verscholen. We bouwen ons geloof echter niet op boete, maar op Gods barmhartige genade.
 
Tegelijk is bidden volgens Calvijn ook vrijmoedig, in de vorm een vertrouwelijke dialoog tussen de gelovige en God. De deur naar God staat niet open voor een kleine minderheid, maar voor alle mensen. Gods heilsbelofte vormt de vleugels van het gebed. Het gebed is de moeder van het geloof, en net zoals het geloof de moeder is van het vrijmoedig gebed. Als we een spirituele honger ervaren, komt dat omdat we niet intens genoeg bidden. Gods genade is eindeloos, dus hebben we de grenzeloze mogelijkheid om tot God te bidden. Er zijn wel grenzen aan wat kunnen vragen en verlangen in het gebed. Buiten ons boek moeten we niet gaan. Onze vrijmoedigheid is met Christus verbonden. Christus is de mond waardoor we tot de Vader spreken, het oog waardoor we de Vader zien en de hand waarlangs wij ons aan de Vader offeren.
 
Lankmoedigheid is de derde eigenschap van het gebed. Bidden is een oefening. In gebed versterken we ons geloof, ook wanneer God zich lijkt te verbergen voor ons. In gebed nemen we onze toevlucht tot God, in het voetspoor van Christus die lovend en prijzend, maar ook smekend tot zijn Vader heeft gebeden. We nemen onze toevlucht, maar we vluchten niet van de realiteit. Wij vluchten niet weg van de dorheid, maar trekken met deze dorheid naar God.
 
Volgens ds. De Reuver is grootmoedigheid de voornaamste karaktertrek van het gebed. Bidden doen we onbaatzuchtig. Het hoogste doel van het gebed is één te zijn met God en zijn welbehagen, zoals Christus dat was met zijn Vader: “Uw wil geschiede”. Calvijn beschouwt dit als de eigenlijke verhoring van het gebed in haar zuiverste vorm. Wie zijn hele leven richt naar God, zal zuiver zijn van hart.
 
 
Bron:
Reformatie herdenking: het gebed bij Calvijn, in: Reformatorisch Dagblad, 30 oktober 1978.
 
Bron foto: Sven Vannecke, vergezicht Heuvelland, 2017.
Tekst: Sven Vannecke, 2017